Het RIVM heeft op 5 juli 2016 zijn onderzoek naar passief meedampen gepubliceerd met de titel “Gezondheidsrisico’s van e-sigaretten voor omstanders”. Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van staatssecretaris van Volksgezondheid Van Rijn, om te beoordelen of er, net als het rookverbod in openbare ruimtes, noodzaak is tot het instellen van een wettelijk dampverbod.
Voor dit onderzoek heeft het RIVM de chemische samenstelling gemeten van de damp die e-sigaretgebruikers uitblazen. Hierbij is uitsluitend gekeken naar de toxicologische gezondheidsrisico’s.
Om een risicobeoordeling te kunnen uitvoeren van verschillende scenario’s (bijvoorbeeld een auto of een kantoorruimte) is besloten tot de volgende opzet. Aan de hand van deze meetgegevens is een risicobeoordeling uitgevoerd waarbij gekeken is naar de mogelijke gezondheidsrisico’s voor omstanders in twee van tevoren gedefinieerde scenario’s van e-sigaret gebruik.
Het eerste scenario komt overeen met een dagelijkse autorit waarbij een kind wordt blootgesteld aan stoffen uitgeademd door twee e-sigaretgebruikers, terwijl het tweede scenario overeenkomt met blootstelling van een volwassen persoon in een kantoorruimte aan de stoffen die worden uitgeademd door een e-sigaretgebruiker gedurende een deel van een werkdag.
Kort samengevat:
Scenario 1: Dit scenario beschrijft dat twee personen in een afgesloten auto dampen en dat een derde persoon (de omstander; voor dit scenario een kind) in dezelfde auto aanwezig is en blootgesteld wordt aan de stoffen in de uitgeblazen adem van de twee dampers. Vanwege de kleine ruimte en blootstelling van een kind, betreft dit scenario een realistische worst-case-scenario. De totale damptijd (en de blootstellingstijd van de omstander) is op één uur gesteld, overeenkomend met een dagelijkse rit met de auto. Het dampgedrag voor beide dampers is gesteld op één trekje per twee minuten, wat overeenkomt met een gemiddelde damper
Scenario 2: Dit scenario beschrijft dat één persoon in een kantoorruimte dampt terwijl een tweede persoon in dezelfde kantoorruimte aanwezig is en blootgesteld wordt aan de stoffen in de uitgeblazen adem van de damper. De Nederlandse wetgeving staat op moment van deze publicatie dampgebruik in de openbare ruimte toe, waardoor met dit scenario een realistisch worst-case scenario voor een werknemer geschetst kan worden. De totale damptijd (en de blootstellingstijd van de omstander) is op vier uur gesteld. Het dampgedrag van de damper is gesteld op twee trekjes per één minuut, wat volgens een RIVM studie overeenkomt met een zware damper.
Belangrijk om te weten:
In tegenstelling tot tabakssigaretten produceren e-sigaretten alleen damp op het moment dat de gebruiker een trekje neemt. Omstanders worden dus alleen blootgesteld aan stoffen aanwezig in de uitgeblazen adem van e-sigaretgebruikers.
De conclusie:
Scenario 1: Op basis van de gemeten hoeveelheid in de uitgeblazen adem en rekening houdend met het gegeven dat gebruik is gemaakt van worst-case aannames, kan voor scenario 1 (auto) niet uitgesloten worden dat lokale effecten op de luchtwegen en ogen (irritatie van neus, keel en ogen) van de omstander optreden als gevolg van blootstelling aan propyleenglycol. Op basis hiervan wordt verwacht dat, indien effecten optreden, deze mild van aard zullen zijn! Wat betreft de hoeveelheid nicotine in de uitgeblazen adem kan voor dit scenario geconcludeerd worden dat systemische effecten (toename in hartslagfrequentie en systolische bloeddruk) mogelijk zijn als gevolg van blootstelling aan nicotine vergelijkbaar met het nuttigen van 3 koppen koffie.
Scenario 2: Voor scenario 2 (kantoor) worden voor de omstander geen lokale effecten op de luchtwegen verwacht als gevolg van blootstelling aan propyleenglycol. Met betrekking tot mogelijke systemische effecten kan geconcludeerd worden dat deze niet te verwachten zijn voor een omstander als gevolg van blootstelling aan propyleenglycol. Glycerol kon niet gedetecteerd worden in de uitgeblazen adem, of glycerol was aanwezig in de uitgeblazen adem in een hoeveelheid lager dan de kwantifificeringslimiet (LOQ). Op basis van de beschikbare toxicologische informatie kan worden geconcludeerd dat bij hoeveelheden lager dan de LOQ geen risico op schadelijke gezondheidseffecten te verwachten is.
4 tabakspecifieke nitrosamines die zijn geanalyseerd konden niet worden gemeten omdat deze ontbraken of te laag waren om een duidelijke conclusie te trekken.
Voor beide scenario’s geld:
4 tabakspecifieke nitrosamines die zijn geanalyseerd konden niet worden gemeten omdat deze ontbraken of te laag waren om een duidelijke conclusie te trekken. De aldehydes formaldehyde, acrolein, aceetaldehyde konden niet gedetecteerd worden in de uitgeblazen adem, i.e. deze aldehydes waren aanwezig in de uitgeblazen adem in een hoeveelheid lager dan de LOQ (na correctie van het achtergrondniveau). Op basis van de beschikbare toxicologische informatie en de LOQ voor deze stoffen kan worden geconcludeerd dat bij hoeveelheden lager dan de LOQ geen risico op schadelijke gezondheidseffecten te verwachten is. Als een nicotine-houdende e-sigaret gebruikt wordt dan bestaat in beide scenario’s ten gevolge van de blootstelling aan nicotine een risico op hartkloppingen en een verhoogde systolische bloeddruk.
Bron:
Onderzoek RIVM